Vertalen tussen culturen en systemen
Het doel van elke vertaling is om een tekst begrijpelijk te maken voor iemand die de taal waarin deze is geschreven niet machtig is. Dat is op zich al geen sinecure, want talen verschillen niet alleen in hun taalkundige elementen, maar zijn ook verankerd in praktisch gebruik en culturele contexten. Twee verschillende maar historisch verwante natuurlijke talen, zoals het Nederlands en het Engels, kunnen een verzameling termen en uitdrukkingen hebben die als equivalenten voor alledaagse begrippen worden aanvaard, maar tegelijkertijd kunnen ogenschijnlijk identieke termen toch verschillende betekenissen hebben als gevolg van culturele of institutionele verschillen.
Dit is een probleem voor vertalingen in het algemeen, maar geldt des te meer voor juridische vertalingen. Een juridisch vertaler moet niet alleen kunnen omgaan met verschillen in juridisch jargon of terminologie, maar moet ook een goed inzicht hebben in de structurele verschillen tussen de rechtssystemen, instellingen en culturen waarbinnen de twee juridische talen bestaan. Juridische talen mogen niet worden gelijkgesteld aan de bijbehorende natuurlijke talen: een Belgische advocaat kan misschien met een Nederlandse cliënt communiceren in hun gemeenschappelijke natuurlijke taal, maar als het aankomt op het op het verlenen van juridisch advies, zal hij opereren binnen een juridisch kader dat in belangrijke opzichten verschilt van dat in Nederland. Hetzelfde geldt voor een Engelse ambtgenoot die zich richt tot iemand die uitsluitend is ingevoerd in Schots of Amerikaans recht.
Rechtsvergelijkend vertalen
Hoewel de taalkundige overeenkomsten tussen het Nederlands en het Engels het verleidelijk kunnen maken om een veel voorkomende juridische term uit de ene taal te vertalen in zijn gelijkluidende equivalent in de andere taal, kan dit onvoorspelbare resultaten opleveren vanwege de structurele verschillen tussen de twee rechtssystemen. Bij juridisch vertalen komt dan ook altijd een element van rechtsvergelijking kijken als het gaan om het zoeken naar aanvaardbare equivalenten van juridische termen in een andere taal.
Het doel van een juridisch vertaler is dus om de inhoud van een juridische tekst begrijpelijk te maken voor iemand die niet alleen de taal van de brontekst niet machtig is, maar waarschijnlijk ook niet bekend is met de juridische taal en cultuur van die tekst. Om dit te bereiken zal hij per geval moeten beslissen welke mate van getrouwheid aan de oorspronkelijke tekst en eigenheid van het rechtssysteem nodig is, of dat een meer “doeltaalgerichte” vertaling, waarbij de tekst wordt aangepast aan de structuren en de culturele context van de doeltaal, zou kunnen volstaan. Bij juridische vertalingen is het in de regel het oorspronkelijke document dat juridisch bindend is, dus een juridisch vertaler moet ervoor waken juridische eigenaardigheden al te zeer te verdoezelen omwille van de leesbaarheid. In sommige gevallen zal hij er juist beter aan doen die eigenaardigheden van de oorspronkelijke tekst en specifieke juridische taal en cultuur van het land te behouden.
Vertalen tussen natuurlijke en juridische talen
We kunnen dit punt illustreren met een voorbeeld uit het strafrecht. In het dagelijks gebruik zal het Engelse woord “murder” worden gezien als een aanvaardbaar equivalent van het Nederlandse “moord”. Vanuit juridisch oogpunt ligt de zaak echter ingewikkelder. In het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is ‘moord’ eenzelfde opzettelijke doding van een ander als het Engelse ‘murder’, maar het heeft ook een ander vereiste dat de Engelse omschrijving van het delict ontbeert: voorbedachte rade. Bijgevolg zijn niet alle “murders” noodzakelijkerwijs “moord” in Nederland, en kunnen deze vaak beter worden gekwalificeerd als “doodslag” indien er wel sprake was van opzet om te doden maar geen voorbedachte rade.
Volgens het recht van Engeland en Wales is er daarentegen sprake van moord wanneer iemand een ander doodt met de duidelijke bedoeling om te doden, maar óók als het de bedoeling was ernstig letsel toe te brengen en dit letsel uiteindelijk de dood tot gevolg heeft. Het Nederlandse wetboek van strafrecht definieert “doodslag” echter strikt in termen van opzet om te doden, niet om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dat de dood tot gevolg kan hebben.
Betekent dit dat iemand die in Engeland van moord wordt beschuldigd, een behoorlijke kans heeft om in Nederland vrijuit te gaan? Natuurlijk niet: binnen het Nederlandse recht betekent “voorwaardelijke opzet” dat doding zonder een duidelijk oogmerk om te doden, toch als doodslag kan worden aangemerkt als redelijkerwijs kan worden voorzien dat de voorgenomen handelingen de dood tot gevolg kunnen hebben. Daarnaast kent het Nederlandse Wetboek van Strafrecht een apart artikel voor poging tot zwaar lichamelijk letsel als deze de dood tot gevolg heeft: ‘zware mishandeling met de dood als gevolg’.